Door Robert Heukels
Fotografie: Wanda Tuerlinckx
Verschenen in januari 2006 in Jonas Magazine.
Zijn gezicht heeft iets zachts; zacht en open. De veertigjarige Vlaming heeft een stralende kop. Na decennia zoeken, zuchten en smachten valt langzaam maar zeker alles op zijn plaats. Hoe de regisseur een schrijver werd, hoe de komst van zijn vrouw Christine, zijn dochter Zonneke en de kabbala zijn leven zin en vreugde gaf. Hij kan er vol vuur eindeloos over vertellen.
"Ik heb met Christine een afspraak: wij zullen leven als in een musical. Groots en meeslepend. Het is volkomen natuurlijk. Wanneer je blij en gelukkig bent in je hart, hoor je de hele dag muziekjes in je hoofd. Ik heb de neiging overal een liedje van te maken, zing de hele dag aan elkaar. Zonneke heeft dat ook al. We praten niet normaal met elkaar, maar als in een opera: 'Goh, mijn lie-hief, geef de sui-huiker eens even dóó-hóór!'
"De laatste jaren ben ik ontzettend gelukkig. Dat is wel eens anders geweest. Nu is muziek één en al vrolijkheid, vroeger diende het als troost. De musicalfase van mijn leven duurt nu al tien jaar, het is de fase waarin de twee geliefden elkaar gevonden hebben. Het is een staande ovatie; wat er klinkt is applaus, applaus.
"Voor de komst van Christine had ik louter ongelukkige liefdes. Mijn jongensjaren waren een ramp. In die tijd waren meisjes godinnen; onbereikbaar stonden ze daar op hun voetstuk. Ik ging altijd voor De Grote Liefde, maar tot mijn vijftiende zat ik op een jongensschool in Antwerpen. Daar werd mij door de leraren tot in den treure verteld: 'Vrouwen zijn übermenschen, jullie jongens zijn verdorven zielen, zondige wezens die maar moeten hopen ooit in de nabijheid van zulke goddelijke wezens als de vrouw te kunnen vertoeven.' Dat verknipte... ik kreeg dat mee.
"Ik was een nakomertje. De enige vrouwen die ik tegenkwam, waren mijn moeder en mijn zus. Daarbij was ik ziekelijk verlegen en absurd angstig. Vrouwen maakten me ademloos. Ze waren onbekende wezens die ik verafgode, ik was lamgeslagen in volle bewondering. Zodra je dan toch een meisje krijgt, gaat alles kapot. Ik dacht: nu barst de wereld open, nu is het grote geluk begonnen, maar plots bleken meisjes ook maar gewone wezens te zijn, met fouten en problemen. Ze waren, net als wij, van vlees en bloed en konden bij lange na niet aan mijn godinnenbeeld voldoen. En mij vonden ze zoals ik was: onzeker en angstig. Tot tien jaar geleden was de soundtrack van mijn leven doorspekt met de teksten van Raymond van 't Groenewoud: ironisch, tragisch.
"En nu zie ik mijn dochter. Zij is drie. Is al koket naar mij toe en heeft al een verbond met haar moeder, zo van: 'Wij zijn meisjes, hè.' Ze danst al met jongetjes, heeft al vriendjes. Vanuit mijn achtergrond is dat wonderlijk om te zien. Vreemd, maar wel heel mooi."
"Ik kan er nu fraai over vertellen, maar tot mijn dertigste is de relatie met vrouwen echt een dramatische strijd geweest. Ik heb letterlijk met een plastic zak over mijn kop gelegen: laten we er maar mee ophouden. Ik was het zat iedere keer tegen die dodelijke verlegenheid te moeten vechten.
"Ik ben, om toch maar meisjes te leren kennen, begonnen met toneel en theater. Ik was dertien en dacht: ik móet op een toneelclub, dat is mijn escape. Maar ja, dan zie je ze, dan ontmoet je ze en dat werd natuurlijk helemaal niks. Wow, dat zijn dus meisjes, dacht ik. Ik was veel te geïmponeerd. Dat heeft tot suïcidale neigingen geleid. Ik had dat enorme verlangen naar die grote liefde en ging op mijn bek. Grote eenzaamheid, het gevoel van mislukking. Ik kon niet aarden en ging ook nog eens van Antwerpen naar Amsterdam. Dat voelde als van een gezellig Vlaams dorp naar een onpersoonlijke, veel te grote stad. Daar was: De Harde Realiteit. Ik studeerde er aan de Theaterschool, de opleiding regie. Dan zit je met slechts vijf mensen in een klas. Waarbij je die andere vier haat, je bent immers elkaars grootste concurrenten. Ieder jaar zou er eentje afvallen, het is voortdurend: jij of zij. En met die mensen moest je van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat optrekken. Het was zo loodzwaar dat ik niet eens een sociaal leven had. Ik leefde in een heel klein wereldje in een heel grote stad.
"Van die vijf had ik, mentaal gezien, de minste kansen. Nederlanders zijn assertiever, zelfverzekerder, overtuigender. Ik was het totaal tegenovergestelde. Logisch dus dat ik als eerste zou afhaken. Maar ik werd harder, leverde een groot deel van mijn eigen persoonlijkheid in. Ik joeg mijn grote droom na. De zachte kanten vielen weg, ik werd steeds assertiever, ging voor mijn gelijk. Waar anderen in militaire dienst een man worden, werd ik het op de opleiding. Ik liet de jongen in mij achter en door dat proces groeide ik harder dan de anderen, niemand kwam van zo ver als ik. Meer dan de andere vier had ik een survivordrang. Bij mij was het op leven en dood. Ik overleefde."
"De opleiding had een eigen blad en ik ging daarvoor schrijven. De hoofdredacteur zei: 'Geert, de enige manier om te overleven in Amsterdam is je eigen dorpje creëren. Zorg dat je je omringt met mensen waarbij je je goed voelt.' Dat heb ik gedaan. Ik heb acteurs uitgezocht met dezelfde humor, met wie ik verwantschap voelde. Dat werden mijn vrienden. Het had iets kunstmatigs, maar het werkte wel. Ik was 25 en ontdekte eindelijk de waarde van vriendschap. Mijn redding. De eerste keer dat iemand belde met de vraag 'zullen we samen naar de film gaan'! Ik danste op de tafel van geluk. Een bekend regisseur was ik nog niet. Ze kozen dus voor wie ik was. Voor mij."
"Het eerste jaar ná de opleiding ging het op het relationele vlak opnieuw behoorlijk slecht. Ik had wederom de grote liefde gevonden, met haar zou ik tachtig worden. Ze werd zwanger en ik dacht: dit is het teken. Vrijdags kwamen we erachter, in het weekend hebben we dolgelukkig onze families ingelicht. Op maandag was ze weg en op dinsdag was het kind ook weg.
"Het was een doodklap. Vanuit mijn achtergrond, vanuit mijn idee dat alle vrouwen heilig waren, was dit fataal. Zonder overleg had ze een abortus laten doen, zonder mij, zonder dat ik wist waarom. Hoe kon ze? Dat verdriet heeft twee jaar geduurd.
"Ik vluchtte in mijn werk. Regisseerde, schreef, produceerde, plakte posters van mijn stukken op de muren, deelde zelf de flyers rond, maakte productie op productie. Ik móest mijn leven vertalen naar het toneel, ik voelde een absurde werkdrang. Het was too much. Ik klapte helemaal dicht. Kon niets meer. In mijn bestaan ontplofte alles. Ik wist inmiddels: de ware liefde bestaat niet. Ik had een eigen theatergroep waarin veel te intens was samengewerkt en dus ook alles kapot ging. Toen verscheen mijn vrouw."
"In de krant had ik het gelezen: 'Cursus succesvol versieren.' Bijzonder duur, 600 gulden liefst en het duurde desondanks maar één dag. Voor mij was dat bedrag een fortuin, eigenlijk was het mijn allerlaatste geld. Maar ik dacht: dit is de enige manier er nog wat van te maken. Op die dag kwam ik Christine tegen, zij was er als undercover journaliste. Die cursus is totaal mislukt. Ik wilde leren versieren, maar kwam steeds in hetzelfde koppeltje terecht. Bij haar. Voor we het wisten zaten we tot diep in de nacht in de kroeg te praten. De volgende dag belde ze: zullen wij nog wat afspreken? Ik voelde een enorme weerstand, ik was helemaal klaar met de liefde. Maar ik heb ja gezegd. Ik was verliefd. En zij ook. Toen hebben we een paar afspraken gemaakt, waaronder die van dat groots en meeslepend leven. Een andere was: we houden vanaf nu beide een dagboek bij waarin we al onze schaamteloze gedachten zetten. Geen geheimen, volkomen openheid. Toen ze dat wilde, dacht ik: Jezus, dan moet het wel bijzonder zijn. Ze is nooit meer weggegaan."
"Ik was inmiddels vele tranen verder, maar geen hele zeeën. Ik ben geen janker, meer iemand van de depressies. Ik kan lamgeslagen zijn. Als student had ik een heel grote boekenkast met daaronder een bank. Daar lag ik vaak op, met de gedachte: als die kast nu toch eens op mij zou donderen, wat zou dat een romantische dood zijn. Al die boeken op mij. Ik had niet eens meer de kracht die kast zelf naar beneden te trekken."
"Ik ben altijd op zoek geweest. Met spiritualiteit gestoeid. Ik was, na de komst van Christine, te gelukkig. Zij gaf me vleugels, alles ging zoveel beter en dat vertaalde zich in happy voorstellingen. De rode draad in mijn werk werd: liefde overwint alles. Een prachtig thema, maar daar ben je na een tijd wel klaar mee. Mijn werk werd lucratiever, maar ook leger.
"Dan heb je alles en word je heel rijk, maar dan maak je ineens voorstellingen zonder dat je weet waarom. Terwijl ik vind dat je als mens steeds nieuwe lagen moet aanboren. Nadat je alles hebt verworven, dringt de spirituele behoefte zich op. Wat wil je nu echt? Wie ben je nu? Wat heb ik het leven te geven? Heb ik echt iets te vertellen, zodat ik mijn ziel ontwikkel? Met de komst van Zonneke drong met name die laatste vraag zich ernstig op. Wilde ik 'die materiële papa' zijn of de vader die later een goed antwoord zou hebben op haar vraag: 'En papa, wat heb jij nu werkelijk aan de wereld gegeven?'
"Na jarenlang snacken in de spirituele wereld besloot ik een weddenschap aan te gaan met God. Ik zou alles doen wat Hij me vroeg en in ruil daarvoor zou ik Hem antwoorden. Ik wilde een relatie met God, van man tot man. Hem leren kennen, Hem concreet ontmoeten. Als ik Hem dan zou vinden, zou ik dat wereldwijd verkondigen. Ik had het idee dan een boek te schrijven.
"Prompt kreeg ik een mail van een kabbalaleraar, die reageerde op een mail die niet van mij was. Uit the middle of nowhere dus. Hij nodigde me uit lessen bij hem te nemen. Ik zag het als een teken, ben er op af gegaan en vanaf de eerste les was ik verkocht. Ik kreeg dingen te horen die ik altijd al had willen horen. De man bleek een oude, Russische, orthodox joodse professor en zijn klas zat vol met vage mensen. Het had net zo goed een macraméclubje kunnen zijn. Die professor begon op heel zachte toon te vertellen, zo dat je op het puntje van de stoel moest gaan zitten om het te kunnen volgen. Het was geen eenvoudige monoloog die hij afstak. Nadien was iedereen uitgeteld, zo moe. Ik kwam thuis en er ontplofte een atoombom in mijn hoofd. Ik begon Christine te vertellen wat die man had gezegd en was onstuitbaar. Hallucinant. Zo veel adrenaline had ik nog nooit door mijn aderen voelen stromen, het was magisch. Ineens werd alles me helder.
"Kabbala is geen geloof, het is wetenschap. Iets wat je kunt ondervinden. Het werkt, het klopt. Het is als een wiskundige theorie en dat spreekt me enorm aan. God is een intelligente kracht, niet een man met een witte baard, maar de Intelligentie achter het hele leven. De kabbala gaat er vanuit dat alles met elkaar verbonden is, iedere handeling heeft onmiddellijk invloed op de hele wereld. Iedere keuze voor het goede of het kwade geeft een domino-effect. Er is een geniale samenhang. Doordat je als persoon een keuze maakt word je als vanzelf in de vaart der volkeren opgenomen. Dat is de hele praktische kant ervan.
"Dan heb je nog de Big Bang-theorie. In de kabbala kun je religie en wetenschap boven op elkaar leggen. Ze zeiden vroeger altijd tegen me, in mijn katholieke jeugd: 'je moet gelóven, je moet je over geven.' Daar kon ik niets mee. Nu ervaar ik het praktisch, kan ik dingen onmiddellijk reflecteren, zie ik alles als een spiegel van mijn eigen werkelijkheid. Ik besloot het boek hierover te gaan schrijven, zoals ik in de weddenschap met God had beloofd. De titel is simpel: de Kabbalist. Het liet zich gemakkelijk schrijven. Het was geen lijden, alleen maar plezier. Een paradijs. Het was: thuis komen."
"Ik ben dus, sinds ik met Christine ben, altijd enorm gelukkig geweest. En ik doe nu wat ik moet doen. Ik moet dit boek echt vertellen, uit mijn ziel, uit mijn hart. Ik ben niet meer de snacker, ik heb nu de spirituele verdieping. Niet dat ik pretendeer dat ik in dit boek de kabbala wel eens even uitleg. Ik ben nog maar een groentje, een snotneus. De echte orthodoxe joden zeggen ook: zelfs voor de normale joden is de kabbala te ingewikkeld. Laat staan voor een niet-jood zoals ik. De taal en de rituelen komen mij al volslagen onbekend voor, ik ken slechts de katholieke. De eerste keer dat ik in een synagoge kwam, had ik geen idee wat daar allemaal gebeurde, wat die mensen allemaal deden. Maar wat ik dus beschrijf in dat boek, is dat ik tóch het gevoel heb dat ik kabbalist kan worden. Met alle nederigheid."
"Het weinige wat ik weet, kan voor mensen al zo'n eye-opener zijn. Dat zal de kracht van het boek zijn. De ware rabbijnen en kabbalageleerden staan al zo ver van 'de gewone mensen' af dat ze die nauwelijks kunnen bereiken. Die praten op een ander niveau. Ik beschouw mezelf als een intermediair.
"De weddenschap met God is achteraf bezien arrogantie geweest, het heeft me flink door elkaar gemept. Ik heb anderhalf tot twee jaar niets verdiend, heb al mijn energie in een boek gestopt. Ik kon niet meer 'de bevlogen regisseur' zijn, met dat werk ben ik voorgoed gestopt. God stelt me nog steeds op de proef, ik kan daar behoorlijk onrustig van worden, bij momenten. Hoe moet dat allemaal, materieel gezien? Ik genoot er wél van, toen ik zo rijk was. Veel reizen, mooi huis gekocht, de wereld ontdekt. Nu moet ik steeds financiële keuzes maken, dat is slikken soms. Zonneke heeft nu weliswaar een papa die zijn droom najaagt, maar kan hij straks ook nog kleren en eten voor haar kopen? Mijn vrouw is ook een boek aan het schrijven, dat komt in mei uit, dus tja, de inkomsten, we moeten maar afwachten wat het wordt. En toch heb ik het vertrouwen dat ik dit móet doen. Na dit boek wil ik verder schrijven. Weer een roman. Weer een bloedstollend verhaal, met spirituele levenslessen daarin verweven."
"Paulo Coelho is de schrijver van de boeken die ik zelf wil schrijven. Hij blaast mij omver. Als ik een boek van hem ga lezen, heb ik het in één dag uit. Die inzichten van hem, de inspiratie die het mij geeft! Ik heb hem ontmoet, in Lissabon. Hij is zoals hij schrijft. Niet meer en niet minder. Niets pretentieus, ongelooflijk bescheiden. Ik heb hem nadien een brief geschreven met een vraag: hoe moet ik mijn droom najagen? Hij schreef terug: lef, lef, lef en betaal de prijs voor je dromen, ze zijn het waard.
"En nu zit ik bij dezelfde uitgever als hij, wat een kick. Weet je, bijna altijd mondt het leren kennen van mensen die ik bewonder uit in een desillusie. Ze kunnen wel heel mooi schrijven, maar zijn in het echt dan 'anders'. Coelho niet. Hij is wie hij leeft."
Medio maart komt bij uitgeverij De Arbeiderspers 'De kabbalist' van Geert Kimpen uit.