Gepubliceerd in Prana, mei 2006
Door: Wim van der Zwan
Heel de wereld is vol van uw zaligheid, jubelt de psalm, maar wie een krant opslaat of naar het journaal kijkt, weet wel beter: die zaligheid is in ieder geval niet hier. Enkele jaren geleden hield men een onderzoek in Rotterdam. De vraag: waar woont God? Het antwoord in de arme wijken: in ieder geval niet hier, probeer het eens in de villawijk verderop. Toch zag God bij elke scheppingsdag om en zei dat het goed was. Wat is er mis gegaan?
God schept en ziet steeds dat het goed is. Elke dag weer. De schepping is goed, dus geen zondeval, geen erfzonde. Die komen pas later, althans als we Augustinus willen geloven. Ik geloof liever zijn toenmalige tegenstander Pelagius. Deze monnik man hield naar goed Keltisch gebruik vast aan de erfzegening en vond de erfzonde een hersenspinsel van iemand die problemen had met zijn libido, om het modern te zeggen. De erfzonde, stelde hij, is bedacht door Augustinus; er is in de bijbel geen bewijs voor te vinden. Augustinus riep een concilie bijeen om Pelagius te verketteren, maar kreeg geen meerderheid achter zich. Pas toen hij na enkele pogingen een concilie hield in het verre Noord Afrika, kreeg hij een meerderheid. De erfzonde werd een dogma en de dochters van Eva kregen de zwarte piet die ze nog tot in ver deze eeuw zouden moeten houden. Met dezelfde logica kun je beweren dat reeën en konijnen er schuld aan hebben dat jagers op hen jagen. Of dat vrouwen en mannen gescheiden moeten zijn ter bescherming van de vrouw. Maar dan wel met de mannen op de beste plaats.
Nee, ik doe niet aan de erfzonde. Ik mag toch geloven wat ik wil? We roepen de natuur als getuige op. Kijk naar een pasgeboren baby. Zijn zulke onschuldige ogen in zonde geboren? Kijk in de lente om je heen en zie hoe alles groeit en bloeit. Daar is geen zonde in te ontdekken. God schiep niet zuinigjes, maar met een breed gebaar. Veel en veel meer vogels dan 'nodig' (maar wat is 'nodig'?), ontelbare soorten en vormen van insecten, vissen, vogels, planten en bomen en noem maar op. Alles groeit en bloeit. Overal waar maar een stukje grond is, dringt het leven door. Mossen graven hun wortels in het hooggebergte, het ijs doet de rest en stukje bij beetje wordt elke berg geslecht en tot vruchtbare aarde gemaakt. Het leven wil leven en niet zo zuinig ook. Alles groeit en bloeit en elke bloem is een verlokking voor de bij die zorgt voor bevruchting. Vogels balsen en laten hun verenpracht zien. Alles in heel de wereld is gericht op voorplanting. Is dat dan zondig? Waarom is de wereld dan zo geschapen dat we ons moeten voortplanten? God - voor het betoog doen we maar even of het echt een persoon is, dat praat makkelijker dan 'het scheppende principe' of zoiets - had vast ook andere opties, maar koos voor een blauwdruk die leidde tot de wereld waarin we nu leven. Nee, de enige plek op deze planeet voor de erfzonde is in mannelijke, sombere grijze hersencellen die uiting willen geven aan hun pessimistische kijk op het leven.
Erfzegening dus. Daar is veel meer over te vertellen, maar dit keer gaan we een andere kant op. Want aan de optie die God koos voor de schepping, kleven meer aspecten.
In De kabbalist, een prachtige roman van toneelschrijver Geert Kimpen, legt de grote kabbalist Izaäk Luria aan zijn leerling Chaim Vital uit waarom God na alle scheppingsdagen zei dat het goed was, behalve na het scheppen van de mens:
"God maakte de mens incompleet. Hij schiep de mens met een vrije wil. De mens moet leren om de goede keuzes in zijn hart te maken om zijn levensdoel te vervullen. Hij moet zijn eigen Schepping vervolmaken. Zodat hij zelf kan zeggen: 'En ik zag dat het goed was.'"
Vrije wil betekent dat je mag doen wat je wil. God is in jodendom - en het christendom en de islam - onbeperkt goed, almachtig en alwetend, maar doet in zijn alwetendheid afstand van zijn almacht. We zijn geschapen naar Gods evenbeeld en hebben een vrije wil. Dus als Adam en Eva van de verboden boom willen eten, kunnen ze gewoon tegen het verbod van God ingaan en de appel eten. Of wist God dat ze het zouden doen omdat hij het verbood en verbood hij het daarom? Zodat Adam en Eva 'heen zouden gaan' en zich zouden vermenigvuldigen, met als resultaat de mensheid zoals we die nu kennen: talrijk en ongehoorzaam, maar in de kern gezegend? Zodat de mens door zonde en verderf heen zichzelf zou ontdekken en vanuit diepere lagen in zich oprecht, uit zichzelf en dus ongedwongen God lief kon hebben? Zodat God via deze omweg toch alwetend en almachtig blijkt en uiteindelijk zijn goddelijke zin krijgt zonder het af te dwingen?
Ja, zegt de kabbalist in het boek van Kimpen, maar pas na een verbluffend intelligente plot waarin alles op zijn plaats valt en die de hoofdrolspelers reduceert tot pionnen op het schaakspel van het leven (of God). Ja zegt ook de islam.
In de Koran valt te lezen (7:72) hoe God de hemelen, de aarde en de bergen een overeenkomst van vertrouwen aanbood. De hemelen, aarde en bergen weigerden uit angst. De mens accepteerde: hij was volgens de koran immers een onwetende. De overeenkomst is de beroemde overeenkomst die de mens ondertekende op de 'dag van het contract' nog voor de mens op aarde kwam (Koran 7: 172). God stelde het contract op en schiep de mens naar zijn evenbeeld. De mens ondertekende zonder de kleine lettertjes te lezen. Naïef? Wellicht, maar daar kon de mens niets aan doen, God had hen immers zo geschapen!
Waarom was de mens onwetend en waar waren de hemelen, de aarde en de bergen bang voor? Volgens de hadieth (overlevering) van Mohammed, schiep God de wereld omdat hij een groot geheim was en gekend en bemind wilde worden. Het soefisme werkten deze hadieth uit tot een filosofie en geloof van liefde: God is liefde, minnaar en beminde. Een prachtig beeld. Natuurlijk tekende de mens dit contract. Wie tekent er niet voor een God van liefde? De paradijselijke slang in dit verhaal is het addertje onder het gras: de kleine lettertjes die de mens niet las. Om waarlijk te houden van iemand - dus ook van God - is een vrije wil nodig. God schiep de engelen, de bergen, oceanen en wat al niet als onderdeel van zichzelf, maar miste de liefde. Liefde kun je niet afdwingen en is alleen iets waard als het vrijelijk gegeven wordt. Dat element, besloot God in almachtige wijsheid, zou de schepping pas helemaal áf maken. Omwille van een schepping met liefde, deed God afstand van zijn almacht en schiep de mens met een eigen vrije wil. Met het vermogen lief te hebben, maar eveneens met het vermogen om niet lief te hebben en zelfs zijn eigen Schepper te vergeten. Geen wonder dat de hemelen, de aarde en de bergen er geen trek in hadden!
De koran vertelt overigens dat de engelen er geen goed gevoel over hadden. Ze zagen dat er alleen maar ellende van zou komen. De engel wikt, maar God beschikt en de mens kwam er. Tot overmaat van ramp moesten de engelen nog knielen voor de mens ook. De mens was immers geschapen met een vrije wil en naar Gods evenbeeld en dus hoger dan de engelen. Zoals we weten kregen de engelen gelijk: we hebben er met zijn allen een behoorlijk (of onbehoorlijke) puinhoop van gemaakt. Of zou God dit hebben ingecalculeerd en een scenario hebben geschreven dat ideaal is als leerschool voor onze ziel?
Tegen Mozes zegt God bij herhaling: 'Ik zal mijn gezicht voor hen verbergen' en God blijkt een man van zijn woord. In de laatste boeken van de thora, de Hebreeuwse bijbel, komt God niet eens meer meer voor. God is verborgen, maar daarmee niet weg, want volgens dezelfde joodse traditie is God als Meester van het Verborgene overal te vinden in deze wereld. Als we maar zoeken. Zoals Inayat Khan stelt: onder alles wat er gebeurt, zit de Ene (in de vorm van Haqq, de Waarheid). Alleen moet je soms erg diep graven, zegt hij er waarschuwend bij
De Amerikaanse schrijver Chaim Potok vertelt in een van zijn boeken hoe hij als zesjarige een dood vogeltje zag liggen en zijn vader naar de dood vroeg:
Waarom? vroeg ik.
Zo heeft de Ribonno Shel Olam zijn wereld gemaakt, Asher.
Maar waarom?
Opdat het leven kostbaar zou zijn, Asher. Iets wat je voor eeuwig bezit is nimmer kostbaar.
'Ribonno shel olam' is een mantra uit de joodse traditie die zeker tweeduizend jaar oud is. Ribonno betekent 'heer' (zoals in rebbe of rabbi). Het woord olam betekent 'wereld', maar ook 'dat wat verborgen is'. Zodoende krijgt deze mantra een dubbele betekenis, zowel 'Heer van de wereld' als 'Heer van het verborgene'. De wereld en het verborgene zijn dus één, of - anders gezegd - achter de tastbare wereld zoals we die zien en ervaren gaat een andere wereld schuil. De Indiase mysticus Inayat Khan zegt hetzelfde en neemt het op als een van de tien belangrijkste kernpunten van het soefisme: 'Er is één heilig boek, het geheiligd manuscript van de natuur, het enige geschrift dat de lezer kan verlichten.' Hiermee wijst Inayat Khan natuurlijk niet de grote wijsheidsboeken af als minderwaardig. Hij wijst erop dat deze boeken (en de tradities die eruit voortkomen) in feite alle afspiegelingen zijn van de enige echte werkelijkheid, die te vinden is in de wereld om ons heen.
Hiermee is één vraag over het verhaal uit de koran toegelicht: hemel, aarde en bergen dragen het teken van God, want zijn één met God omdat ze het contract van liefde - en daarmee van afgescheidenheid en dualisme - niet ondertekenden. Ken de aarde, ken, de bergen en je kent jezelf en dus God.
Een derwisj zat uitgestrekt, de voeten naar voren. De roep tot gebed klonk van de minaret, maar de derwisj bewoog zich niet. Een omstander beschimpte hem en wees hem erop dat zijn voeten richting Mekka wezen. Wat een teken van minachting voor de Schepper! De derwisj antwoordde: "Wijs mij één richting aan waar mijn voeten niet naar God wijzen."
'Zijn majesteit strekt zich uit over heel de aarde' roepen de engelen in koor in Jesaja 6:3. Als er werkelijk Eenheid achter alles te vinden is, is die Eenheid niet alleen in de hemel, maar ook op aarde, niet alleen in het licht, maar ook in het duister. Hier werpt de joodse traditie op weer een andere manier licht op de Heer van het Verborgene. God is overal, waar je maak kijkt (of niet kijkt). De joodse traditie zou de joodse traditie niet zijn als dit niet werd uitgezongen. Hieronder een vrije vertaling van een dudele oftewel jij-lied (naar het Jiddisch-Duitse du voor jij) uit de Chassidische traditie, geschreven in de negentiende eeuw door rabbi Levi Itzchok van Berditchev. Het is te vinden op de cd Benkshaft van Mariejan van Oort en Jacques Verheijen (CUP 8013, Music & Words). De Nederlandse vertaling volgt hun Engelse vertaling van het Jiddisch.
Ribonno shel olam, Heer van de wereld,
Ik wil een jij-lied voor je zingen
JIJ -JIJ- JIJ -JIJ- JIJ
Waar kan ik jou vinden?
En waar kan ik jou niet vinden?
JIJ -JIJ- JIJ - JIJ
Waar ik ben, ben jij, waar ik sta, sta jij,
Jij alleen, enkel jij en steeds weer jij!
JIJ -JIJ- JIJ - JIJ
Als het goed met me gaat ,is het vanwege jou
Als het lot me tegenzit, is het ook vanwege jou.
AY, JIJ -JIJ- JIJ -JIJ- JIJ - JIJ -JIJ- JIJ -JIJ- JIJ
In het Oosten: jij; in het Westen: jij
in het Noorden: jij; in het Zuiden: jij.
JIJ -JIJ- JIJ -JIJ- JIJ
De hemel: jij. De aarde: jij.
Boven: jij. Beneden: jij.
JIJ -JIJ- JIJ -JIJ- JIJ
Waarheen ik me ook keer, JIJ -JIJ!
Als 'weet' je het intellectueel, elke keer is het toch weer een verrassing als je echt ervaart hoezeer jodendom, christendom en islam op elkaar lijken, want ook hier bevestigt de koran wat de joodse bijbel en traditie stelt.
Net zoals de joodse thora bestaat uit een geschreven versie en een aanvullende mondeling overgeleverde versie, is de koran een afspiegeling van een andere koran. Lex Hixon verbindt de 'Arabische' koran met de kosmische koran en de transcendente, alles overstijgende koran:
De Arabische koran is het historische boek dat we eerbiedig kunnen vasthouden. Het boek is een volmaakte weerspiegeling van de transcendente, alles overstijgende koran op het niveau van de aan tijd gebonden menselijke ervaring. Tegelijkertijd is de koran van de schepping een volmaakte weerspiegeling op kosmisch niveau van de koran van het alles omvattende bewustzijn van God. De historische koran neemt volledig deel aan de glorie en kracht van zowel de kosmische als de transcendente koran. De Arabische koran is in wezen geen werk van mensenhanden, maar een deur tussen de dimensies van de ene werkelijkheid die God opent zodat de mensheid de schatkamer van zijn schone goddelijke namen kan binnentreden.
Dit citaat komt uit 'Wijsheden uit de Koran'. Hierin geeft Lex Hixon van elk hoofdstuk uit de koran één of meer meditatieve en uiterst spirituele 'vertalingen' Lex Hixon is een Amerikaanse islamitische soefi en godsdienstwetenschapper die de praktijk bij het woord voegde. Hij volgde ook het hindoepad, het pad van de Boeddha en andere paden, op zoek naar God in zichzelf en buiten zichzelf. Zijn schijnbaar vrije weergaven van de koran doen recht aan de mystiek van het koranische Arabisch en zijn daarom misschien wel exactere weergaven van de boodschap van de Profeet Mohammed dan de zogenaamd letterlijke vertalingen.
Voor de islamiet is de koran het geschenk van God aan de mensheid, net zoals de christelijke God volgens de dogmatiek zijn zoon als geschenk aan de mensheid gaf. Deze zoon, Jezus, geven we graag het laatste woord. Nu eerst verder met de koran.
De koran is onderverdeeld in een aantal soera's (hoofdstukken). Elk hoofdstuk is weer onderverdeeld in een aantal ayat, individuele boodschappen of 'tekenen'. Hetzelfde woord ayat wordt ook gebruikt voor tekenen en verschijnselen in de natuur. In de woorden van de moderne islamwetenschapper Seyyed Hossain Nasr, geciteerd door de redacteur van Hixons Wijsheden uit de Koran:
In de islam is de onscheidbare verbinding tussen de mens en de natuur en tussen de wetenschappen en de religie te vinden in de koran zelf, het heilige boek dat de logos of het woord van God is...Zowel de geschreven koran als de koran der schepping bevat de 'ideeën' of archetypen van alles. Daarom verwijst de term waarmee de verzen van de koran worden aangegeven (ayah) ook naar gebeurtenissen in de ziel der mensen en verschijnselen in de wereld van de natuur.
Hiermee is een stuk van het mysterie van het geschenk van God iets duidelijker geworden: de natuur om ons heen en de zielroerselen in ons zijn allemaal afspiegelingen van het ene, grote, komische boek van schepping en leven. Door goed naar het leven en de natuur te kijken, kunnen we het mysterie van de schepping en daarmee van onszelf leren begrijpen. We hebben een vrije wil, maar we hebben ook aanwijzingen gekregen om die vrije wil goed te gebruiken, op zoek naar onze ware aard, onze weg en ons doel in dit leven.
Het zal je niet verbazen dat de boodschap van Jezus niet zo heel anders is dan wat we al hoorden uit de koran en de thora. Jezus wijst in de Bergrede bij herhaling naar de natuur om ons heen als leermeester. Hij laat ons kijken naar de leliën in het veld en de vogels in de lucht en stelt dat we ons geen zorgen hoeven te maken voor de dag van morgen. God zal ons verschaffen wat we nodig hebben, net zoals God het joodse volk in de woestijn elke dag manna gaf. Dit herhaalt Jezus in het Onze Vader. In de nieuwste bijbelvertaling klinkt het nog wat onwennig: Geef ons vandaag het brood dat we nodig hebben, maar de boodschap is duidelijk: we vragen het brood voor vandaag, niet voor morgen, want morgen is een nieuwe dag om vertrouwen te hebben. Deze uitspraken en de hele Bergrede maken van Jezus een joodse derwisj, een bedelmonnik die zonder bezit leeft en alles accepteert wat hem elke dag overkomt. Vrij geïnterpreteerd zegt Jezus hier dat we elke dag genoeg 'voedsel' krijgen, genoeg ervaringen opdoen voor onze lichamelijke, sociale, psychologische en spirituele groei. Alleen herkennen we de tekenen die de natuur ons geeft niet altijd. Als het slecht gaat op het werk, zit je misschien niet op de juiste plek en is het tijd dat je het roer omgooit in plaats van harder te gaan werken. De hartinfarct of maagzweer een paar jaar later is dezelfde waarschuwing, maar de natuur roept wat harder omdat je de eerste keer niet luisterde. Niet dat we hiermee alle ziektes meteen willen verklaren, maar het is wellicht verstandig op zijn minst een optie open te houden dat de natuur en het leven wijze lessen, waardevolle aanwijzingen en richtingaanwijzers (ayat) op een dergelijke manier verpakt. "Wie oren heeft, die hore", zei Jezus al.
Tot slot een regel uit het Onze Vader, in de geïnterpreteerde vertaling van Neil Douglas-Klotz. Hierin verbindt Jezus het voedsel dat we nog hebben met onze vrije wil, die zich maar al te vaak uit in het najagen van wat we willen en niet van wat goed voor ons is. Hij vertaalt de zevende regel (breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad) met het volgende gedicht:
Laat de oppervlakkige dingen ons niet misleiden,
maar bevrijd ons van wat ons terughoudt van onze ware bestemming.
Laat de verleiding van valse verschijningsvormen
ons niet doen vergeten.
En geef ons een teken als we innerlijk wankelen,
als een vlag, die willoos wappert in de wind.
Wim van der Zwan
Literatuur:
Baudet, Gilbert: De traditie voorbij. Zoetermeer 1997
Douglas-Klotz, Neil: Gebeden van de Kosmos. Den Haag 2e herziene druk, 2005
Douglas-Klotz, Neil: The Genesis Meditations. Wheaton, Ill. USA, 2003
Fox, Matthew: Gezegend vanaf het begin. Zoetermeer 1994
Fox, Matthew: Schepping en spiritualiteit. Zoetermeer 1993
Friedman, Richard Elliott: De verdwijning van God. Baarn 1996
Hixon, Lex: Wijsheden uit de Koran. Kampen, 2006 (verschijnt augustus bij Ten Have)
Kimpen, Geert: De kabbalist. Amsterdam/Antwerpen, 2006
Miles, Jack: God, een biografie. Amsterdam 1996
Nasr, Seyyed Hossain. Man and Nature: The Spiritual Crisis in Modern Man. Londen: Unwin, 1963
Pagels, Elaine: Adam, Eva en de slang. Den Haag 1989
Potok, Chaim: My name is AsherLev. 1972
Schachter-Shalomi, Rabbi Zalman: Wrapped in a Holy Flame, Teachings and Tales of the Hasidic Masters. San Francisco 2003
Zwan, Wim van der: Wijs me het pad. Deventer, 2002