Paracelsus was zijn leven lang lijfeigene van het klooster van Einsiedeln, wat vreemd is gezien zijn lijfspreuk "wie in staat is zichzelf te zijn, moet zich niet ondergeschikt maken aan een ander". Hij werd opgeleid door geestelijken en alchemisten en studeerde aan verschillende universiteiten in Duitsland, Frankrijk en Italië.
Paracelcus reisde heel Europa door en werd geïnspireerd door de volksgeneeskunde, die hem van meer nut leek dan zijn universitaire kennis. Hij zocht zijn inspiratie bij kruidenvrouwen, beoefenaars van de zwarte kunst, alchemisten en kloosterlingen.
In 1527 werd hij door Bazel als stads-geneesheer benoemd nadat hij een boekdrukker succesvol genezen had. Zijn benoeming was controversieel onder meer door zijn uitspraak dat hij zich niet op autoriteiten zou benoemen in zijn kunde, maar op wat zijn eigen ervaring hem geleerd had. Al gauw kreeg hij de spotnaam "de woudezel van Einsiedeln". Toen de problemen escaleerden, verliet hij de stad en ging opnieuw zwerven. In deze periode schreef hij zijn medische boeken waarvan slechts een beperkt deel gedrukt werd.
Paracelsus kan gezien worden als een alchemistische genezer die uitging van "zo boven, zo beneden". De mens zag hij als een microkosmos van de macrokosmos. Hij zei: "Alles wat er in de grote wereld is, niet meer en niet minder, is ook in het menselijk lichaam aanwezig. Dezelfde soorten hout, stenen, kruiden etc. die er in de buitenwereld zijn, zijn er ook in de mens, alleen niet in dezelfde gedaante als in de elementen… Wie in staat is de gedaanten ervan in het menselijk lichaam te herkennen, die heeft het boek van het menselijk lichaam juist bestudeerd en doorgrond."
In zijn geneeskunde betrok hij de filosofie, de astronomie, de alchemie en de ethiek. Paracelsus wordt als de voorloper van de homeopathie gezien en de iatrochemie (geneesmiddelbereiding).
Hij stelde dat in ieder mens een inwendige alchemist, of archeus, aan het werk is, die alles sorteert, zorgt dat alles op de goede plaats terecht komt en wat niet deugt, wordt verwijderd. Wanneer het afval echter niet het lichaam verliet, dan ontstond er tartarus in het lichaam, wat hij vergeleek met het steenzuur in een wijnvat.
Naast zijn vele medische geschriften heeft hij ook veel over theologie geschreven op vernieuwende wijze. Deze geschriften zijn nog niet gepubliceerd maar worden nu bestudeerd aan de universiteit van Zurich in het Paracelsus project. Eén van zijn stellingen is: "De tempel ligt in het hart, niet in het gebouw; het ornaat bestaat in het geloof, niet in het gewaad; de altaren en de zegen bestaan in de liefde, in de handen. De handen zijn gemaakt om te werken, niet om te zegenen." Omwille van zijn hoogdravendheid werd een gedeelte van zijn familienaam (Bombastus) het spreekwoordelijke "bombastisch" taalgebruik.
In Newton’s bibliotheek werd het werk van Paracelsus teruggevonden.
Meer informatie over Paracelcus, kijk op: www.woudezel.nl/Labyrinthus.html
Zie ook: Alchemie.
William Paterson was een Schotse Zakenman. Hij maakte fortuin door handel te drijven met West Indië. In 1694 was hij de belangrijkste geldschieter en medeoprichter van de Bank van Engeland. Hij leende de bank 1,2 miljoen pond in ruil voor handelprivileges.
In 1695 hielp hij ook mee om de Bank van Schotland op te richten. Zijn ambitie om van Panama een handelspartner te maken, verliep desastreus. Tijdens de expeditie verloor hij zowel zijn vrouw als zijn kind, en werd hijzelf ernstig ziek. Terug in Engeland speelde hij een belangrijke rol bij de vereniging van Engeland en Schotland.
Als personage geïnspireerd op de alchemistische meester die Boyle uitnodigde voor het congres in Nice. Historici hebben nog niet kunnen ontdekken wie erachter deze titel schuilging. In die tijd, net als nu overigens, waren er een aantal mensen die zich uitgaven voor de Patriarch van Antioch.
Mogelijk ging het in het geval van Boyle, niet om een "echte" Patriarch (kerkvader) maar was het een titel die iemand gekozen had om het doel van het congres van het Asterism in samen te vatten; namelijk terugkeren tot de oerwaarden van het geloof.
Een artikel uit de Haarlemse Courant van 21 december 1675 schrijft dat een zekere ridder de Meneville, die de pest tot stoppen zou hebben gebracht in Constantinopel, tot Patriarch van Antioch is genoemd. Hieruit trekt professor Malcolm de conclusie dat met de Patriarch van Antioch de alchemist Borri gesuggereerd werd. Dat zou ook de reden geweest zijn waarom Boyle zo gretig inging op de verhalen van Pierre (Saint Germain); Borri stond immers bekend als één van de grootste alchemisten van zijn tijd.
Bron: "Robert Boyle, Georges Pierre des Clozets and the Asterism: a new source" door professor Noel Malcolm van All Souls College in Oxford, en "Georges Pierre des Clozets, Robert Boyle, The alchemical Patriarch of Antioch, and the reunion of Christendom; further new sources" door professor Lawrence Principe van The John Hopkins University.
Zie ook: Borri, Antioch.
John Peachell was de vice-kanselier van Cambridge. Hij stond bekend als een zwakke leider en een alcoholist. Omdat men geen vertrouwen had dat hij de rechten van Cambridge goed zou kunnen verdedigen toen Koning Jacabus een katholieke monnik wilde laten benoemen, werd een comité geformeerd dat hem zou bijstaan.
Isaac Newton werd lid en één van de drijvende krachten van dit comité. Toch bleef in eerste instantie Peachell de woordvoerder, wat hij op desastreuze manier deed. Hij was dronken en kon nauwelijks twee verstaanbare zinnen voortbrengen. Tijdens de rechtszitting werd Peachell ontslagen door de rechter. Zowel zijn functie, zijn huis als zijn inkomen werd hem afgenomen.
Bron: The Last Sorcerer door auteur Michael White.
Zie ook: Alban Francis. Jeffreys.
Pelikanen hebben een lange snavel en een keelzak waaruit ze hun jongen voeden met halfverteerd voedsel dat roodkleurig is. Hieruit ontstond de legende dat pelikanen met hun eigen bloed hun dode jongen weer tot leven wekten of dat ze hun borst open pikten om hun jongen te voeden.
Zo werd de pelikaan ook geassocieerd met de gekruisigde christus die ook bloedde vanuit zijn zij. De pelikaan werd het symbool voor Christus offerdood uit liefde voor de mensheid die in zonde was vervallen. Vaak werd de pelikaan op het hoofd van Christus voorgesteld in de Middeleeuwse kruisigingvoorstellingen.
Na Newton’s dood op 20 maart 1727 deed Thomas Pellet, een lid van het Koninklijk Genootschap, in mei een vluchtig onderzoek van zijn nagelaten geschriften. Met de grootste terughoudendheid selecteerde Pellet alleen Newton’s Chronologie om als "curiositeit" te laten drukken. John Conduitt, de man van Kit, zorgde ervoor dat de Chronologie in 1728, een jaar na Isaac Newton’s dood, alsnog gepubliceerd werd. In 1725 was er van dit werk al een "piraat-versie" verschenen bij een Franse uitgever, waar Newton niet blij mee was. De Engelse publicatie werd opgedragen aan Koningin Caroline met wie Newton herhaaldelijk over zijn chronologische berekeningen gepraat had. De uitgave werd echter geen succes.
Meer informatie: http://www.lib.cam.ac.uk/Exhibitions/Footprints_of_the_Lion/learning.html
Petrus was een visser op het meer van Genesareth die door zijn broer Andreas in contact kwam met Jezus. Jezus noemde hem Keefas, was Rots betekent. Jezus had hem gezegd: "Jij bent Petrus, de rots waar ik mijn kerk zal bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. Ik zal je de sleutels van het koninkrijk der hemelen geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn."
Het is de apostel die het vaakst voor komt in de evangeliën. Petrus is ook de apostel die drie keer ontkent Jezus te kennen, éénmaal hij gevangen is genomen. Petrus werd na Jezus dood het hoofd van de leerlingen. Keizer Nero liet hem kruisigen. Op zijn eigen verzoek ondersteboven om zo aan te tonen dat door de komst van Jezus alle verhoudingen waren omgekeerd. Dit wordt bevestigd door de "Clemensbrief" en de brief van bisschop Ignatius rond 110.
Keizer Constantijn bouwde de eerste Sint Pieters basiliek boven zijn graf. Archeologen hebben echter zijn graf niet onder de huidige Vaticaanse basiliek kunnen identificeren. De kerken in Rome, Antiochië en Jeruzalem zouden door Petrus zijn gesticht. De kerk en de bisschop van Rome hebben zich altijd op de visser uit Galilea beroepen om hun aanspraak op het oppergezag over de gehele kerk te legitimeren. Nochtans wordt er nergens in het Nieuwe Testament vermeld dat Petrus in Rome was. Theologen gaan er vanuit dat Petrus wel als martelaar in Rome om het leven is gekomen maar geven toe dat er geen betrouwbare bronnen zijn die bevestigen dat hij ooit bisschop van de kerk van Rome was.
Bron: De Katholieke Kerk, een geschiedenis. Door auteur Hans Küng.
In het boek De Geheime Newton is Saint Germain deels geïnspireerd op Georges Pierre des Closets, de geheimzinnige boodschapper die bemiddelde tussen Boyle en de Patriarch van Antioch. Georges Pierre blijkt uit onderzoek iemand geweest te zijn die bevriend was en leerling van de grootste alchemisten van zijn tijd. Iemand die "het poeder" bezat.
In een artikel van het Franse magazine Mercure Galant uit september 1678 blijkt dat Pierres verhaal over de conferentie in Rome op waarheid berust. Het artikel beschrijft de besprekingen die plaatsvinden tussen de Griekse en Romeinse kerk, onder auspiciën van Pierre, de Patriarch van Antioch en Koningin Christina van Zweden. Het verhaalt ook de komst van achttien Armeense bisschoppen en de erkentelijkheid die de Paus betuigt aan Pierre voor zijn toenaderingspogingen tot de Griekse kerk in Engeland. Een ander artikel in de Gazette de France uit 1678 bevestigt dat er 26 Armeense bisschoppen onder weg zijn naar Rome om de vereniging te ondertekenen van de kerken.
Uit de Mercure Galant komen we te weten dat Pierre een begenadigd reiziger is die op dertigjarige leeftijd reeds Perzië, China, en de hele bewoonde wereld, heeft bezocht en een talenknobbel is. Zijn alchemistische kwaliteiten worden geroemd, alsook zijn vriendschap met de Koningin van Zweden, de "virtuozen" van Engeland en alle gekroonde hoofden. Het artikel vertelt dat hij vijf jaar heeft doorgebracht met de Patriarch van Antioch die hem de kunst van alchemie en medicijnen heeft geleerd. Hij zou tevens zijn afgevaardigd naar de koning van Engeland om om tolerantie te verzoeken voor de Griekse kerk. Nu, schrijft het artikel, is hij een sleutelfiguur in het verzoenen van de kerken.
Al deze claims worden bevestigd door de correspondentie tussen Boyle en Pierre en het verzoek van Pierre aan Boyle om te helpen bij deze conferentie. Een andere bron van de avonturen van Pierre (Saint Germain) is de autobiografie van de alchemist Vauquelin, een kennis van Pierre uit zijn geboorteplaats Caen.
Hij omschrijft hem als de grootste leugenaar die hij ooit ontmoette. Hij verhaalt de kleurrijke achtergronden hoe Pierre en de Patriarch van Antioch bevriend werden met elkaar. Vauquelin beschrijft hoe Pierre op een dag, op bezoek komt, wat korrels in een smeltkroes strooit, en puur goud blijkt te maken, dat door de goudsmid erkend werd als echt goud. Ook Vauquelin bevestigt de conferentie in Rome en schrijft dat Pierre naar Engeland zal reizen om ook de Anglicaanse kerk uit te nodigen.
Van deze Georges Pierre is bekend dat hij zijn geboorteplaats Caen verliet en later terug keerde als een rijk man. Hij kocht een groot landgoed in Bretteville dat hij in puur goud betaalde. Maar nog voor hij zijn intrek kon nemen stierf hij aan een longontsteking. Van het contact tussen Pierre en Boyle zijn alleen Pierre’s brieven bewaard gebleven, niet de antwoorden van Boyle. Tussen Pierre en Boyle was er nog een contactpersoon, een zekere Mr. Le Moine. Over deze Mr. Le Moine schrijft Fatio in een brief aan Newton: "Ik heb Le Moine ontmoet bij mijnheer Boyle".
Bron: "Robert Boyle, Georges Pierre des Clozets and the Asterism: a new source" door professor Noel Malcolm van All Souls College in Oxford, en "Georges Pierre des Clozets, Robert Boyle, The alchemical Patriarch of Antioch, and the reunion of Christendom; further new sources" door professor Lawrence Principe van The John Hopkins University.
Zie ook; Saint Germain. Patriarch van Antioch. Boyle. Manifest.
Pokken is een uiterst besmettelijke en levensbedreigende virusziekte die de mensheid eeuwenlang teisterde. Ze maakten grote aantallen slachtoffers tijdens epidemieën. Het wordt veroorzaakt door het pokkenvirus dat door de mens wordt overgebracht, meestal door vernevelde speekseldeeltjes of besmet linnengoed.
Er zijn twee soorten pokken; de variola minor, en de dodelijke variola major, ook wel zwarte pokken. Als men het overleeft zijn er vaak lelijke huidlittekens die achter blijven. Wanneer het hoornvlies is aangetast, leidt het tot blindheid.
Een eerste aanzet tot het vaccineren werd reeds in 1717 geformuleerd door Lady Mary Wortley Montagu. Zij beschrijft dat ze heeft gezien hoe in Turkije kleine kinderen gevaccineerd worden door het pokkenvirus. De kinderen zijn daar 2,3 dagen ziek van maar blijken later resistent te zijn. Lady Montagu liet het ook op haar eigen kinderen toepassen en schrijft naar Engeland om de dokters te motiveren deze methode te onderzoeken.
Rond 1700 wordt Kit getroffen door de pokken. Isaac Newton maakte zich ernstig zorgen over haar en stuurde haar naar het platteland om te herstellen. Hij maakte zich vooral zorgen dat haar schoonheid zou aangetast worden. De enige brief tussen Kit en Isaac Newton die bewaard is gebleven gaat over deze pokken.
Zie ook: Kit
De Principia, of zoals de volledige titel luidt "Principia Naturalis Principia Mathematica" wordt beschouwd als Newton’s meesterwerk. Dit is het werk waarin hij zijn zwaartekrachttheorie beschrijft, gebaseerd op de zwaartekracht van een massa met het omgekeerde kwadraat van de afstand.
Een eerste aanzet tot ontwikkeling van deze ideeën had hij reeds in 1666 gemaakt, gedurende de twee pestjaren toen hij in Woolsthorpe verbleef. Het wordt beschouwd als één van de grootste wetenschappelijke boeken dat ooit geschreven werd. De directe aanleiding om de Principia te schrijven kwam door de weddenschap die Christopher Wren afsloot met Halley en Hooke, over de omgekeerde kwadraatwet. De winnaar zou 40 shilling winnen. Halley riep de hulp in van Newton die beweerde dit al lang geleden uitgerekend te hebben maar de aantekeningen verloren te zijn. Halley twijfelde maar kreeg maanden later de eerste aantekeningen die zouden leiden tot de Principia.
Halley zou de uitgever worden van dit grote werk dat in kwartoformaat zou verschijnen met houtsneden voor de afbeeldingen. Het Koninklijk Genootschap weigerde te investeren maar bood Halley wel de talrijke restexemplaren aan van een mislukt boek dat ze hadden uitgegeven over de geschiedenis van vissen.
Toen Halley echter aan Newton schreef: "de heer Hooke maakt aanspraak op het verzinnen van de regel voor de afname van de zwaartekracht. Hij zegt dat u dat denkbeeld van hem hebt en lijkt te verwachten dat u hem in het voorwoord vermeldt" was Newton woedend. Hij noemde Hooke een prutser en huichelaar. Hij schrapte Hooke’s naam uit het manuscript en dreigde het derde deel niet af te maken. Newton schreef aan Halley: "Filosofie is zo’n twistzieke dame dat een man beter in een rechtszaak verwikkeld kan raken dan met haar te maken krijgen."
In juli 1687 verscheen dan toch de Principia en kreeg Newton zelf 60 exemplaren toegestuurd. De prijs was 5 shilling per boek. Veel later zouden er nog 2 herziene versies van de Principia verschijnen.
Zie ook: Halley. Hooke. Zwaartekracht.
Pulvis Solaris representeert de geest in de alchemie. Het "poeder van de zon" was een mengeling van twee poeders; Zwarte Solaris en Rode Solaris.
Egyptische alchemisten associeerden de slang met deze rode aarde en noemde het Pulvis Serpentum. Latere alchemisten geraakten ervan overtuigd dat Rode Pulvis Solaris het projectiepoeder was waarmee het mogelijk was om alles te transformeren tot goud.
Voor meer informatie; zie: http://www.alchemylab.com/arcana.htm
Zie ook: Rode Aarde.
Newton ging er van uit dat de theorieën die hij beschreef in de Principia al bekend waren aan de Griekse filosoof Pythagoras. Pythagoras leefde zo’n tweeduizend jaar geleden, in de zesde eeuw voor Christus.
Er zijn frappante overeenkomsten tussen het leven van Pythagoras en Jezus. Pythagoras zou net als Jezus een aardse vrouw als moeder hebben, en een God, Apollo, als vader. Beiden verspreiden hun leer in de vorm van parabels en zelfs inhoudelijk lijken een aantal van deze verhalen op elkaar. En van alle twee wordt gezegd dat ze na hun dood opstegen naar de hemel. In de beginjaren van het Christendom werd Pythagoras door de Romeinen vereerd en concurreerden deze twee godsdiensten met elkaar. Beiden beloofden een tenhemelopneming aan de mensen. Het is mogelijk dat in de mondelinge verspreiding van het Christendom elementen uit de parabelen van Pythagoras sijpelden.
Pythagoras aardse vader was een welgestelde koopman die ervoor zorgde dat zijn zoon les kon krijgen van de beste leraren. Omdat hij de meest wijze man op aarde wilde worden, volgde hij het advies van zijn leraar Thales op om te reizen. Pythagoras ging reizen en in Babylon werd hij, door de profeten Daniël en Ezechiël, ingewijd in de Gematria, de kabbalistische getallenleer.
Toen hij terugkeerde richtte Pythagoras, in navolging van zijn mystieke leermeesters, in Krotoon een gemeenschap op. Uit deze school ontstond een mystiek rituele cultus, gewijd aan Apollo, de god van de wijsheid en de schone kunsten. Hij had een tweeduizend tal volgelingen waaronder zeshonderd geïnitieerde mannen en vrouwen. Van de geïnitieerde werd verwacht dat ze vijf jaar lang zouden luisteren en zwijgen. Een selecte groep hiervan, de mathematici, werden ingewijd in de geheimen van het getal. Zij leverden al hun eigendommen in en zwoeren de grootste geheimhouding. Net zoals de kabbalisten geloofden ze dat wie de getallen werkelijk begreep de spirituele geheimen van het universum zou doorgronden. Alleen gingen zij nog een stapje verder omdat ze de getallen aanbaden als Goden, terwijl ze voor de kabbalisten slechts een middel waren om God te begrijpen.
Voor Pythagoras waren getallen tijdloos en onvergankelijk, in tegenstelling tot de natuur waarin alles stierf en weer hergeboren werd. De getallen één tot en met tien waren de meest heilige getallen, precies zoals de joden de tien sefirot, of eigenschappen van God, als basis hadden. Voor Pythagoras stond het getal 1 bijvoorbeeld voor Apollo, de allerhoogste, onstoffelijke God. In de kabbala staat 1 voor de sefira Keter, of kroon, wat de geest en de wil van God representeert.
Maar getallen hadden ook een vorm. Twaalf was een rechthoekig getal omdat je het kon voorstellen als twee rijen van zes punten, of drie rijen van vier punten. Zo werden het ook sterrenbeelden als bijvoorbeeld zes lichtpunten die een ram vormden.
Nu zei Pythagoras dat de sterren en planeten in concentrische kringen draaiden rond het centrale vuur. Een soort van spirituele zon, zoals je het beginpunt van het universum zou kunnen beschrijven uit de kabbala. De planeten roteerden volgens hem op enorme kristallen sferen, en deze brachten een muzikale toon voort bij het bewegen.
Pythagoras heeft de sleutel van het universum ontdekt in de muziek. Toen hij hoorde dat een aangestreken snaar perfect harmonieerde met een snaar die half zo lang was, definieerde hij het octaaf. Van daaruit componeerde hij alle goddelijke getalsverhoudingen, zoals de kwint en de kwart en vertaalde ze naar de kosmische verhoudingen. Hij vergeleek de lengte van de snaren van een muziekinstrument met de afstanden tussen de planeten. Zijn wiskundige muziektheorie was een metafoor om de harmonie van het universum te beschrijven. Door de lengte van de snaren te vergelijken met de afstanden tussen planeten, begreep Pythagoras dat het gewicht van de planeten in verhouding tot de zon wederkerig was met hun afstanden in het kwadraat tot de zon. Dat was wat hij bedoelde met zijn muziek der sferen. En dat is precies hetzelfde wat Newton geformuleerd heeft in de Principia. Het heelal is dus niet alleen getal maar ook klank, het is een goddelijke lier met symfonieën in volmaakte wiskundige orde! De hemellichamen die met hoge snelheid door de ruimte reisden, verwekten een klank die te herleiden was tot de acht basisnoten. Men zei zelfs dat Pythagoras de grondtoon van het universum kon horen!
Pythagoras geloofde dat men door vlees te eten zijn eigen familie opat. Bekend is het verhaal hoe Pythagoras eens tegen een man die een jong hondje aan het afranselen was, zei: 'Stopt u daar mee, alstublieft, want ik hoor in het geblaf de angstkreten van een onlangs gestorven vriend.'
Zowel vlees als bonen waren taboe, evenals het aanraken van witte hanen, het dulden van zwaluwen onder zijn dak en het kijken in spiegels die zich bevonden naast een brandende lamp. Pythagoras ging ervan uit dieren een onsterfelijke ziel hadden. Daarom verdienden ze net zoveel respect als mensen. Een mens kon in zijn volgend leven terug komen als dier, en een dier als mens. Dit leidde tot zijn vegetarisch leven.