"Jezus" is een Griekse vertaling van de Hebreeuwse naam Joshua, of vollediger Yehoshuah, wat betekent: "Jahweh is verlossing", of "God verlost".
In de eerste eeuw na Christus leefde rond dezelfde tijd, en in dezelfde omgeving als Jezus, een beroemde wijze, Rabbi Yehoshuah., de grootste expert van het occulte uit zijn tijd. Het is mogelijk dat Jezus en Rabbi Yehoshuah dezelfde man waren. Rabbi Yehoshuah was een vooraanstaand kabbalist, en de belangrijkste leerling van Rabbi Yohannan ben Zakkai (die leefde van 47 voor Christus tot 73 na Christus, de leider van de Joden na de vernietiging van de tempel). Hij was een groot kenner van de kabbalistische Merkaba (Heilige Strijdwagen).
Mogelijk was Jezus (of rabbi Yehoshuah) ook een leerling van rabbi Hillel (70 voor Christus – 10 na Christus), de leider van de Hoge Raad der Israëlieten, het Sanhedrin.
Hillel’s nadruk op ethische normen, vroomheid, nederigheid en liefdevolle zorg voor de naaste, herinneren aan de morele leer van Jezus.
Menachem (de Esseen) was de vice voorzitter van het Sanhedrin, onder rabbi Hillel. De Essenen konden de toekomst voorspellen, dankzij hun (geheime) kennis van de oude profeten. Menachem voorspelde dat op een dag Herodes de koning zou worden.
Toen Herodes de troon besteeg, bracht hij eer aan Menachem en de andere Essenen. Dit leidde tot het ontslag van Menachem als vice voorzitter van het Sanhedrin.
Menachem gaf zijn geheime kennis, (onder meer de mystieke betekenis van het Hebreeuwse alfabet), door aan rabbi Nehunia, die het geheim doorgaf aan rabbi Elazar.
Nehunia en Elazar woonden in het kabbalistische centrum van de eerste eeuw, Emmaus. Het was rabbi Elazar die de mystieke kennis doorgaf aan rabbi Yehoshuah (oftewel mogelijk Jezus), die op zijn beurt de leraar was van rabbi Akiba, die dan weer de leraar was van Sjimon bar Jockjai, de auteur van de Zohar, het basiswerk van de kabbala..
Opmerkelijk is (in Lucas, hoofdstuk 24) dat de derde dag na de kruisiging twee apostelen van Jezus naar Emmaüs ging, toen Jezus hen benaderde en samen met hen wandelde. Het is opvallend dat deze leerlingen naar Emmaüs, het kabbalistische centrum, liepen, en dat Jezus hen vergezelde. Ze vertellen tegen Jezus (die ze niet herkennen) dat Jezus, of rabbi Yehoshuah, een machtige en beroemde profeet is geworden.
Rabbi Yehoshuah viel van zijn voetstuk voor het Sanhedrin en de hogepriesters omdat hij ervoor koos de geheime leringen die enkel bedoeld waren voor een selecte groep rabbijnen, openbaar te maken. Rabbi Yehoshuah deed dit omdat hij geloofde dat hij de Messias was, de verlosser van Israel, en aldus was hij bekommerd om de verlossing van het hele volk, en niet enkel van enkele ingewijde rabbijnen. Hij probeerde het Joodse volk in te wijden in de mysteries van de Kabbalah door parabelen te vertellen, licht versluierde verhalen die begrepen konden worden door hen die "oren hadden om te luisteren". Dit veroorzaakte de toorn van het Sanhedrin.
Zijn bewering dat hij de Messias was gaf de hogepriesters een dankbare reden hem ter dood te veroordelen, hoewel dat lot al eerder vast stond door dat hij de kabbalistische geheimen onthuld had.
Dit alles zou betekenen dat Jezus een kabbalistische meester was die deze diepe wijsheid toegankelijk maakte voor het volk. Met eenvoudige woorden zoals "Liefde, vertrouwen, wilskracht, geloof, medelijden, rechtvaardigheid, schoonheid, glorie, wijsheid en begrip", woorden die meteen doen denken aan de tien eigenschappen van de kabbalistische boom des levens.
Bron: Keys to the Kingdom, Jesus & The Mystic Kabbalah, door auteur Migene González-Wippler.